Dit heb je nodig

• 4 grote drinkbekers
• een stift
• een keukenweegschaal
• een emmertje zand

Hoe zoek je dit uit

• Vul de bekers met zand: in de eerste gaat 7 gram, in de tweede 38 gram, in de derde 100 gram en in de vierde 236 gram
• Iemand uit de groep schrijft met een stift iets op de zijkant van de bekers. Op de eerste ‘Ik op Pluto’, op de tweede ‘Ik op Mercurius’, op de derde ‘Ik op Aarde’ en op de vierde ‘Ik op Jupiter’.
• Daarna pakken alle leerlingen om de beurt voorzichtig de bekers op. Zo kun je goed voelen dat ze niet even zwaar zijn. Wat betekent dat?

Bespreek met elkaar

• Wat gebeurt er?
• Hoe denk je dat dit komt?

De bekers wegen natuurlijk niet hetzelfde. De vierde is ruim 35 keer zo zwaar als de eerste. Maar zou dat echt betekenen dat jij op Jupiter 35 keer zo zwaar zou zijn als tijdens een wandelingetje op Pluto? Dat kan toch niet?

Aha! Zo zit dat dus...

Ja, dat kan echt. Het heeft te maken met de zwaartekracht. Die is op alle planeten verschillend. En als de zwaartekracht je minder hard naar een planeet toe trekt, ben je ineens lichter. Als je op aarde 100 kilo zou wegen, woog je op Pluto maar 7 kilo en op Jupiter maar liefst 236! Op de maan is het ook weer anders: daar zou je maar rond de 20 kilo wegen. Daarom zie je mensen op de maan ook met zulke grote, bijna ‘zwevende’ stappen rondhupsen.