Dit heb je nodig

• Witte bloemen, bijvoorbeeld rozen, tulpen, anjers of gerbera’s
• Een paar smalle, hoge, doorzichtige potjes of vaasjes
• Een of meer kleuren voedselkleurstof (bij iedere supermarkt te koop)
• Een schaar

Hoe zoek je dit uit

Vul de potjes voor ongeveer de helft met water. Druppel in alle potjes kleurstof tot het water flink gekleurd is. Dat kan in één kleur, maar allemaal verschillende is natuurlijk nog mooier. Knip de stengels van de bloemen op zo’n lengte af dat ze goed in de potjes blijven staan en zet ze erin. Kijk aan het eind van de schooldag nog eens naar de bloemen, en een dag later weer.

Bespreek met elkaar

• Wat gebeurt er?
• Hoe denk je dat dit komt?

Aha! Zo zit dat dus...

De bloemen nemen langzaam de kleur van de kleurstof over. Zo heb je ineens zelf een blauwe tulp gemaakt, of een rode anjer. Dat komt doordat de bloemen water ‘drinken’. Dat water wordt door de hele bloem gestuurd. Een van de oorzaken is dat een bloem een beetje transpireert. Door het zonlicht verdampt het water uit de bovenkant van de bloem en wordt nieuw water automatisch omhoog gezogen om de ruimte die nu vrij is weer op te vullen. Omdat dat water gekleurd is, trekt de kleur ook door de hele bloem. Probeer het met verschillende bloemen en kleuren en je ziet steeds een ander resultaat: fellere en minder felle kleuren en soms ook patronen in de bloemblaadjes.